Wedstrijdverloop

Bij een kortebaandraverij komen maximaal 24 paarden aan de start. De wedstrijd verloopt via het zgn. ‘knock-out’-systeem. Per serie races draven telkens twee paarden tegen elkaar: het paard dat als eerste 2 ritten wint gaat door, het andere paard valt af. Het reglement vereist dat de paarden alleen in draf mogen gaan. Een galoppade leidt tot verlies van de rit.

Via de eerste ‘omloop’ bereiken er 12 paarden de twééde omloop. Daarvan gaan er weer 6 door naar de derde omloop, en daarvan kwalificeren zich er 3 voor de vierde omloop. Uit de 3 verliezers van de derde omloop wordt één ‘lucky loser’ bijgeloot, die alsnog mag meestrijden om een plaats in de grote of kleine finale. Het hele wedstrijdprogramma neemt een volle middag in beslag. Doorgaans wordt rond 13.30 uur gestart. De finale wordt dan rond 18.00 uur verreden, afhankelijk van het wedstrijdverloop (en de drukte bij de totalisator).

Een bijzonder kenmerk van de kortebaan is de draaistart: de paarden komen vanuit de baan het startvak binnen waarna zij op het startsignaal een draai van 180° moeten maken. De paarden moeten beurtelings voor en achter elkaar langsdraaien, zodat het voordeel van ‘voordraaien’ wordt geneutraliseerd. Het paard dat voorlangs draait heeft een licht startvoordeel en draaft in de rechterbaan. Loting bepaalt welk paard het eerst ‘voordraait’: als een derde (kamp)rit nodig is, heeft het paard dat als eerste mocht voordraaien het voordeel ook in de beslissende rit.